De Werkgroep Jazz van de Ntb is met bijna 800 leden de grootste vakorganisatie in de jazzsector. In het ledenbestand zijn alle jazzstromingen vertegenwoordigd: van geimproviseerde muziek tot mainstream-jazz. Dat maakt de werkgroep tot een unieke spreekbuis voor alle jazzmusici. De Werkgroep Jazz werd in 1991 geformeerd uit onvrede over het subsidiebeleid van de toenmalige Stichting Jazz In Nederland (SJIN). Jonge talentvolle musici als Ben Herman, Angelo Verploegen, Bart Suèr en Maarten van der Grinten stonden aan de wieg van de werkgroep. Zij waren van mening dat de SJIN te weinig aandacht besteedde aan de actuele ontwikkelingen binnen de jazz en geimproviseerde muziek. Met name jonge, door de conservatoria opgeleide musici, kwamen daardoor structureel niet voor subsidies in aanmerking.
Het huidige bestuur van
de Werkgroep Jazz wordt gevormd door:
Peter
Guidi, fluitist, saxofonist en leider van diverse workshops en daaruit
voortkomende Big Bands op de Muziekschool Amsterdam. Guidi heeft een eigen
kwartet en trio.
Arjen van El, saxofonist en muziekdocent bij
de Muziekschool Breda. Van El speelt in diverse jazzformaties.
Mijke Loeven, zangeres die zowel solo als met
eigen band optreedt.
Rik Fennis, gitarist die speelt in diverse formaties
w.o. het trio Sprinkhuizen, Fennis & Didderen.
Rob Sprinkhuizen, drummer van o.a. het trio Sprinkhuizen,
Fennis & Didderen.
Johan Dielemans, drummer en organisator van concerten
en festivals.
Monica Akihary, zangeres van o.a. Boi Akih.
Het bestuur wordt ondersteund door Anita
Verheggen (beleidsmedewerkster lichte muziek van de Ntb).
De
organisatie van "De dag van de ongesubsidieerde jazz"op 8 december 1991. Met
aktieconcerten van (toen nog) ongesubsubsidieerde bands als The Houdini's
en SFEQ wil de werkgroep aantonen dat er, buiten de SJIN om, een levendig
jazzklimaat is ontstaan met goede bands die in staat zijn voldoende publiek
te trekken. Het concert trekt 300 bezoekers en wordt door de AVRO op de radio
uitgezonden.
De oprichting van het Nederlands Jazz
Initiatief (NJI) in de zomer van 1992. Het doel van deze stichting is het
organiseren van jazzconcerten in het schouwburgcircuit. Het NJI verhuist in
1993 naar het Nederlands Impresariaat waardoor het in staat wordt gesteld
het schouwburgcircuit, met behulp van aanvullende subsidies, voor de Nederlandse
jazz open te breken.
Organisatie van het eerste Nederlandse
Jazzplatform in het voorjaar van 1993. Vertegenwoordigers van radio, TV, platenmaatschappijen
en conservatoria discussieren over een mogelijke krachtenbundeling om de Nederlandse
jazzmuziek beter te kunnen promoten. Tijdens deze bijeenkomst lanceert de
werkgroep het idee om een servicebureau voor de jazz op te richten waarvan
iedere jazzmusicus zou moeten kunnen profiteren.
Dit idee is één van de belangrijkste
gespreksthema's van het eerste Nederlandse Jazzcongres dat in maart 1995 plaatsvind
en mede door de Werkgroep Jazz wordt georganiseerd. Ruim 300 vertegenwoordigers
uit de jazzsector bespreken de mogelijkheden tot samenwerking. Dit resulteert
in de oprichting van het Nederlands Jazz Overleg (NJO) in september 1995.
(Het NJO staat aan de wieg van de stichting "Jazz op zes", die tot doel heeft
een Nederlandse jazzradiozender op te richten die 24 uur per dag jazz moet
uitzenden (zie verderop in dit overzicht).
In 1995 doet de Werkgroep Jazz een internationaal
onderzoek naar het aandeel van Europese jazzgroepen in de programmering en
de gagebetaling van de grote Europese jazzfestivals. Het blijkt dat Europese
jazzgroepen slechts 10% (Spanje) tot maximaal 50% (Frankrijk) uitmaken van
de programmering en daarvoor 10% van de totale gagesom van de festivals ontvangt.
De slechte uitgangspositie van Europese
jazzmusici op de internationale markt vormt de aanleiding tot de oprichting
van de Internationale Werkgroep Jazz van de FIM in 1996 (FIM is een internationale
federatie waarbij alle grote vakorganisaties van musici in de wereld zijn
aangesloten).
Vanuit de FIM werkgroep organiseert
de Werkgroep Jazz op 10 juni 1997 een concert van een Europese Big Band (die
speciaal voor dat doel is geformeerd) in het Europese Parlement te Straatsburg.
Met dit spectaculaire optreden vragen de jazzmusici de aandacht van het parlement
voor de noodlijdende Europese jazzmuziek. Het doel is een subsidiestroom uit
de Europese fondsen op gang te brengen. Naar aanleiding van dit concert wordt
de FIM uitgenodigd haar zegje te doen tijdens een hoorzitting van het Europarlement
en ideëen aan te leveren bij de Europese Commissie. Het resultaat van de actie
is dat de FIM een officiële gesprekspartner is geworden van het Directoraat
Generaal 10 (voor Cultuurzaken) van de Europese Commissie. De Werkgroep Jazz
onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor de opzet van een Europese Jazzcompetitie.
Op nationaal niveau heeft de werkgroep
zich voortdurend ingezet voor meer en een andere wijze van subsidiering van
de jazzmuziek. In een notitie aan de toenmalige staatssecretaris Nuis (1996)
schrijft de werkgroep, dat wanneer er bij de symfonische muziek op dezelfde
wijze zou worden gesubsidieerd als bij de jazz, alleen de muziek van de periode
na 1960 zou worden gesubsidieerd. De werkgroep pleit voor meer invloed van
de bonden en podia op het beleid van de SJIN en voor een verhoging van de
jazzsubsidies naar 13 miljoen gulden per jaar. Met dit bedrag zou een zodanige
infrastructuur moeten worden gecreëerd dat professionele jazzmusici een reëel
perspectief op betaald werk krijgen.
In 1997 neemt de Werkgroep Jazz zitting
in een commissie die een onderzoek naar de sociaal-economische positie van
jazzmusici begeleid. Het onderzoek wordt gedaan door drs. T. IJdens van de
Erasmus Universiteit in Rotterdam in opdracht van Muziek en Theaternetwerk
Nederland (MTN, dat is voortgekomen uit een fusie tussen de SJIN en Theater
Netwerk Nederland). Door middel van een enquete onder 2500 jazzmusici (een
groot aantal Ntb-leden vult de enquete in) wil de commissie inzicht krijgen
in de inkomenspositie van jazzmusici en de problemen die zij ondervinden op
het gebied van de sociale zekerheid. Het onderzoek resulteert in het rapport
"Kwinten en Kwartjes" (1998) waarin onderzoeker IJdens de uiterst wankele
sociaal-economische positie van de jazzmusici beschrijft ten opzichte van
de positie van de musici uit symfonie-orkesten. Hij rekent voor dat er 7 miljoen
gulden nodig is om een gelijkwaardige positie voor jazzmusici te creëren.
In het rapport onderstreept hij het belang van het cafécircuit voor de jazz.
Voor het eerst wordt nu eens niet de situatie van een kleine groep gesubsideerde
jazzmusici beschreven, maar de economische positie van alle professionele
jazzmusici. Dat levert een heel ander en realistischer beeld op.
In 1997 en '98 onderhandelt de werkgroep
samen met een aantal andere bonden, de Vereniging van Jazz en Improvisatiemuziek
Podia (VIP) en MTN over handhaving van een minimumgrens voor de gages die
gesubsidieerde podia aan de jazzmusici uitbetalen. Dat leidt in 1998 tot een
convenant tussen genoemde partijen waarin MTN toezegt de afspraken tussen
de bonden en de jazzpodia over de hoogte van de gages te respecteren en waar
mogelijk als subsidievoorwaarde te hanteren.
Naar aanleiding van dit convenant ontstaat
er een regelmatig overleg tussen bonden en jazzpodia en wordt door de Werkgroep
Jazz het initiatief genomen voor de Werkconferentie Jazz, die in november
1998 plaatsvindt. Doel van de conferentie is het verder professionaliseren
van de jazzsector door de gezamenlijke aanpak van een aantal concrete projecten.
Er zijn genoeg goede ideëen voorhanden maar het komt nu vooral aan op een
branche-strategie die samenhang brengt tussen de verschillende initiatieven.
Projecten die er worden besproken zijn o.a.: De opzet van een nationale jazzcompetitie,
de uitbreiding van jeugd- en jongerenconcerten en het opzetten van een centraal
publiciteitsbureau. Bij alle projecten worden organisaties van buiten de jazzsector
betrokken. Zij beschikken over de benodigde expertise en fondsen waarmee de
projecten gemakkelijker kunnen worden gerealiseerd.
De Ntb neemt het voortouw in het realiseren
van de jazzcompetitie en het opzetten van een speciaal programma om meer jongeren
te interesseren voor jazz. In juni en juli van het jaar 2000 vindt de eerste
editie van de Dutch Jazz Competition plaats. Het artistieke concept van de
competitie is gebaseerd op de concepten van de Thelonious Monk Award en De
Grote Prijs van Nederland. De Ntb is er in geslaagd om de volgende partners
bij de organisatie van de competitie te betrekken: het North Sea Jazz Festival,
Conamus, de NVPI, het Paradiso Produktiehuis, Muziek en Theaternetwerk Nederland,
de NPS, de VPRO, Radio Nederland Wereld Omroep, het Fonds voor de Podiumkunsten
en de stichting Podium Kunst Werk. De uitvoerende producent is het Paradiso
Produktiehuis (is ook de organisator van de Grote Prijs van Nederland). De
winnaar ontvangt carrière bevorderende prijzen zoals een tournee, internationale
promotie, een optreden op het North Sea Jazz Festival en geluidsopnames van
topkwaliteit. De competitie zelf moet de deelnemers in het bijzonder en de
jazzsector in het algemeen zoveel mogelijk positieve publiciteit opleveren.
De Werkgroep Jazz van de Ntb is ook
aktief betrokken bij de opzet van een speciaal educatief/interaktief jazzprogramma
voor middelbare scholieren dat eind 2000 van start moet gaan (andere partners
bij dit project zijn LOKV, MTN en SWING). Daarnaast is de werkgroep initiatiefnemer
en participant van het DJ en live jazz project waarbij een speciaal programma
wordt gemaakt voor de poppodia. Het gaat hier om een combinatie van DJ's en
jazzmusici die live optreden. Van de produktie verschijnt ook een CD die tegelijk
met de toernee (begin 2001) zal worden gereleased. Partners in dit project
zijn de stichting Podium Kunst Werk, MTN en 3WF Concerts.
De inzet van de Werkgroep Jazz wordt
steeds meer: het versterken van de infrastructuur van de jazzsector door zoveel
mogelijk samenwerking te zoeken met organisaties binnen en buiten deze sector.
Door deze opstelling ontstaat in juni 1999 het Geregeld Overleg Jazz waarin
de bonden van jazzmusici en de Vereniging van Jazz en Improvisatiemuziek Podia
(VIP) zitting nemen. Dit overleg publiceert in diezelfde maand de nota "Stand
van zaken en overwegingen voor het beleid van de rijksoverheid in de periode
2001-2004". Hierin staan tien uitgangspunten voor het jazzbeleid van de rijksoverheid
in de volgende Kunstenplanperiode. De nota kwam tot stand naar aanleiding
van gesprekken tussen de bonden, podia en ambtenaren van OC&W. Het Geregeld
Overleg Jazz pleit enerzijds voor directe subsidiëring van jazzgroepen zodat
zij zich artistiek vrij kunnen ontwikkelen (aanbodsubsidie) en anderzijds
voor een directe subsidiëring van de podia (afnamesubsidie). Aanbodsubsidie
moet mininaal op het huidige niveau worden gehandhaafd terwijl de afnamesubsidies
moeten worden verhoogd. Er zou bovendien een strikte scheiding tussen aanbodgerichte
en afnamegerichte subsidietaken moeten worden aangebracht. Instellingen die
zich bezig houden met het verdelen van subsidies zouden zich niet bezig moeten
houden met taken op het vlak van sectorale dienstverlening, informatievoorziening
en belangenbehartiging. Het belangrijkste motief hiervoor is dat de versterking
van de jazzsector de belangen van de afzonderlijke partijen overstijgt en
niet mag worden belemmerd door de bijna onvermijdelijke conflicten bij (selectieve)
toekenning van subsidies. De sectorale taken moeten worden ondergebracht in
een nieuwe zelfstandige instelling die een breed draagvlak heeft bij musici
en podia.
Op 15 december 1999 dient het Geregeld
Overleg Jazz een subsidie-aanvraag in bij het Ministerie van OC&W voor zo'n
sectorale instelling. Deze Nederlandse Jazzdienst moet zich in de komende
Kunstenplanperiode (2001-2004) o.a. gaan bezighouden met de volgende taken:
het uitbreiden en onderteunen van het jazzpodiumcircuit, het opzetten van
een centraal facilitair publiciteitsapparaat waar musici en podia PR-know-how
kunnen tappen en waar PR-acties die de jazzsector als geheel moeten promoten
worden voorbereid (dit komt voort uit de wens van de Werkconferentie Jazz
om een centraal publiciteitsbureau op te richten), het initiëren van projecten
waarmee nieuwe publieksgroepen kunnen worden bereikt en het vinden van sponsors
binnen en buiten de jazzsector om projecten t.b.v. van die sector te realiseren.
Op 15 mei 2000 publiceert de Raad voor Cultuur een advies over de subsidie-aanvragen
voor het komende Kunstenplan. Pas dan wordt duidelijk of de aanvraag van het
Geregeld Overleg Jazz een kans maakt. Het komend jaar zullen de partners die
van dit overleg deel uitmaken gezamenlijk lobbyen en onderhandelen om zoveel
mogelijk onderdelen van de subsidie-aanvraag te kunnen realiseren.
Anita Verheggen heeft namens de Werkgroep
Jazz m.i.v. april dit jaar zitting genomen in het bestuur van de stichting
Jazz op Zes. Deze stichting, voortgekomen uit een bijeenkomst van het Nederlands
Jazz Overleg, zet zich al geruime tijd in voor meer aandacht voor jazzmuziek
op de publieke radiozenders. Het ideaal is een aparte publieke radiozender
voor jazz, het z.g. Radio Zes. Jazz op Zes bereidt een publieksactie voor
en is aanwezig tijdens het komende North Sea Jazz Festival met een publieksstand.